gedichten
Geboorte
Hoe draai ik me stil en gevangen
De ruisende moeder tegemoet
Het voedsel langs de rug
Spartel ik het naderende
Tussen het leven en de dood
Als een hoopvolle verwelkoming
Naar het verzoenende licht
De beschamende groei
Van mijn transparante huid
Is eerst als een steen in de schoot
Als een kwetsbare oneindigheid
Dan als een smeltend keten
Dat wegglijdt uit je diepte
Jezelf open en dichtslaand
Met een lachende kreet
In je kermende gelaat
Wordt ik dan levend omhuld
Ontspring ik dan als een traan
Vertakt in jouw strelend lichaam
Een ademdauw van het geluk
Maar eens zijnde
Sta ik voor altijd gedoemd
De rug naar de moeder gekeerd
Stort blind verdedigend
De wereld met jouw vleugels in elkaar
Ziet me hier dan naakt
Nederig het hoofd afgewend
Met blauwroze handen
Over een verkleumd gelaat
In die verkleurende vlakten
Treft me dan dit zwaar gemoed
Hoe ik zwervend langs je heen
Naar je onmetelijke grenzen daal
Tevergeefs mijn voeten vastklamp
Diepwortelend in de grond
Tevergeefs jouw hoogte wil bereiken
Mezelf ontvluchten in je verre diepte
terugkerend door te vergaan
Ben ik slechts nog een weergalm
Als een vergaande stofwolk
In de zinsbegoocheling van het bestaan
Evolutie
Door de heerlijke faun
Voorbijtrekkende wagens
Gespannen
Goud, zilver, brons
Een koning-clown
Tussen houten planken
Buigt
Lichtjes het hoofd
Als alles verdwijnt
Wat elk ego spint
Ziet het licht in vele stralen
Onder koepels van geweld
Bruist en verwondt
Verloren oren
Liefde aan een doorn
Iemand zingt een lied
Met warme strofen
Overweegt
Rood, groen, grijs,
Het haat-liefde beeld
Voorgoed vast gemetst
Barst
Met hese kreten
Het vermeende paradijs
Tot alles hervat
Streelt het lied
Prachtige kussen
In adem-dauw verblind
Leeft en sterft
Reeds geboren
De balsem van het hart.
ENKELINGEN
Enkelingen
Het nieuwe leven van de mens
Traag zwevend rond een toren
Vol van gelukzaligheid
Dwaas in daden en in woorden
Steeds wachtend op geluk en ontboezeming
Het eerlijke antwoord
Weggewaaid met de wind
Woorden van een vreemde vogel
Geplaatst op een sokkel
Voor een verdwaald koppel in de straat
Eenzaam
In erosie van vlees en bloed
Leeft de bron der gedachte
Met uiterste krachten
In het gevecht van oorsprong
Leeft het schril gefluister
Bevreemdend en uitverkoren
De stem in de woestijn
Zonder titel
Uit dit kronkelend doolhof
Groeit een pijnlijke wedergeboorte
Glijdt mijn onbereikbare schaduw
Over de zoden van de horizon
De kinderen van steen en aarde
Melancholie
Krachtdadig smacht de zonderling
Van de avond naar de morgen
Als een geboren wonder
De duisternis naar het licht
Orkaan
De noordgroene zeelucht vangt
Draadloos de varende vogels
Vliegende fluwelen lichtjes
In de vuurgloed van de maan
Draaiend in een eindeloze smacht
De wereld en mezelf voorbij
De grot
Ik tik
Palpiteer het water
Mijn harde bouwstenen
Door gedaanteverwisselingen
Een blinde tijd bijeen
Ik drup
Fantaseer de aardklonters
Mijn trage palsters
Door de groeiende holten
Diepe tranen bijeen
Ik kolk
Transformeer het bloed
Mijn sijpelende golven
Door de dans ontstold
Inwendige vormen uit
Ik blaas
Transpireer de krater
Mijn onwrikbaar geduld
Door de plooiende rotsen
Verscheurende dromen uit
De bliksem
De blauwwitte omhelzing
Van bewegende oneindigheid
Wordt door je lichaam van uitersten
Met ongekende kracht gebroken
In duisternis en in licht
Veraderde geest en natuur
De roodpaarse hartstocht
Van vonkende opflakkeringen
Tovert in aanschijn van toeval
Met stralend besef
De pijn en het geluk
Gevingerd spiegelgevecht van uw zijn
Noodlot
In waterige schemeringen
Fluister ik
Nooit de verstane woorden
Bespeur ik
Die realiteit
Haat ik
Dat ene punt
Dat zich over mijn leven buigt
En alles heeft bepaald
Waaronder het glanzende leven deint
Wie daar?
Roept bedolven onder lagen steen
Witte gedaanten van zijden draden
Zachtjes van de wereld
Met enige troost en gemoedrust
Waar?
Fluister ik ver verwijderd
Met een gouden hart
En hef de armen gekroond in de lucht
Iemand zingt een lied
Met warme strofen
Overweegt
Rood, groen, grijs,
Het haat - liefdebeeld
Voorgoed vast te metsen
Iemand barst
Met hese kreten
Het vermeende paradijs
Tot alles hervat
En het lied streelt
Een prachtig landschap
In ademdauw verblind
Leeft en sterft
Reeds geboren
De balsem van het hart
Het borstje
De huid hangt vooruit
In mijn warme handen verstopt
De rozenknop - waar melksap zich ontpopt
Ruikt dol van verlangen
Het koestert de liefde die ik derf
Zo zacht in de mond
Waar ik mezelf in hervond
Die simpele abrikozenrimpel
Verlangen
Draai ik me onbezonnen in jouw armen
Dan verzeil ik in draadloos verlangen
Trilt mijn lichaam met opgeheven hoofd
Iets waar ik zwijgzaam mee ben begonnen
Veranderen
Jarenlang werd je gezegd
Alleen jij kind, en niet iemand anders
Kom hier jij, onnozel wicht
Verwoest die ongrijpbare dromen
De grijze nachten met volle maan
De heldere dagen van felle zon
Vernietig dat heftig beest in jou
En zie, plots werd dit opgeheven
Ringt een zee van liefde rondom jou
Doordat onlangs werd gezegd
Kom hier jij, liefste van mij
Door al die tranen heen
Is ons mens zijn zo intens gebleven
In een wereld van goudblond en hemelsblauw
Met een mond die allen maar roze kan zijn.
-
Alleen wij
Als we zo naakt met kruisende vingers
Turen naar het rollend tapijt van de zee
Dan wiegen jouw dijen de eb en de vloed
Tussen het levende schuim
Huppelen we zij aan zij
En zien de einder van het getij
Achter ons lijken alleen dwazen vol lood te zijn
Bloemen
Herken je die fijne zoete draadjes
Die verstuiven in een kleine wolk?
Nergens zo'n zekerheid
Dat bloemen leven kleuren
Dat ze nectar spreiden
In hun korte verblijde bestaan
Relativiteit
Ik zag het lichaam bewegen
Eén en al stuwende getij
De trein snijdt de wereld in tweeën
En rijdt ieders hart voorbij
Op tijd en stond al fluitend
Davert de dubbele lijn opzij
In die schokkende tijd kijkend
Staren we zij aan zij
En al rijdt die trein te snel
Bij dat fluitend gezoef
In de verscheurende tijd rijdend
Leven we een dubbele lijn opzij
Hopeloos
In de grauwe golf van de galmende vallei
Drijven stervende zwaluwen
Traag zwevend en hunkerend naar het licht
Hopeloos hun lichaam de duisternis in
Eindeloos lang
Eindeloos lang
Zien mijn glazige ogen
De weerspiegeling van de aarde
Het gezicht van de zee
Plooit mijn gelaat in rimpels
Vormt mijn mond een boog
Eindeloos lang
Lief reik ik je edele handen
De diepten van het onbereikbare
De hoogten van het geluk
Streel ik je lichaam van lelies
Met het water uit mijn mond
Waar
Waar is dat zilveren meer
Waar gouden vissen zwemmen van weleer
Waar niet alleen goede wil is en moed
Waar elk koud bloed verstilt in fellere gloed
En licht het zwervend leven verschroeit?
Waar is dat bloeiend landschap
Waar litanieën worden gezongen
Waar ze een koperen Melkweg bemerken
Waar knipperende sterren de tuin versterken
En licht plukkende monden beademt?
Een opluchting
In een ogenblik van schrik
Sla ik je bewegingen gade
Vluchtend van het nutteloze einde
Zoekend naar de eindeloze nood
Hoor ik je taal in de schaduw
Als een woordelijke kus
Een mirakel van het geluk
Een ochtenddans
Onhoorbaar stil
Tikken mijn vingertoppen op glazen wanden
langs takkenhulzen van vlees en bloed
Ontsluiten elk uur een hart waar eens rozelaars stonden
Ze zijn nu lege maskers met schaduwen
Brekend in het groenblauwe licht
Onzichtbaar luid
Heb ik dan de draad van verlangen opgenomen
In de verzonnen cirkel van de ijle geest
Waar tollende jongens en meisjes
Tot aan de ochtend een rondje dansen
Op het snakkende rozerode zand
Als de aarde
Als de aarde in nevel is gehuld
Tussen dauw en duisternis
Doven de mensen hun blik
En valt hun as neer op de zachte berm
Als de aarde snikt en beeft
Trilt mijn waanzin op zoek naar de diepte van de smart
En geeft die ene kus, die ene streling
de betoverende zucht van verlichting
Als de aarde verlamt
Dansen de lichtende toortsen
openingen van liefdesgloed
Brengen ze geruisloos een lichte geur van bloemen
De dood
Door dit onwrikbare verleden
Zoekend in nutteloos gestaar
De gebroken weerspiegelingen
De springvloed van het bestaan
Ben ik nog slechts gestold bloed
Een gerimpelde bouwsteen van het leven
In die gapende toekomst
Verstart de kloof der wegen
Verdwijnt mijn waanzin
Wordt gelijktijdig als ik was
Het verenigd uitgerafeld lichaam
De nieuwe wereld en het leven
De zee (Mirabile dictu visu)
Ik zwijg en zie
In de druppel van de golf
Het bloed der aderen dansen
De dijen en het water
Ondergrondse bewegingen
Van eeuwige groei
Ik zwijg en zie
In de klievende baren
Het lichamelijk vloeien
Brekende krachten
Als vlekken op een huid
Ik zwijg en zie
Door het glanzend licht
De omhelzende zoen
De zon en het water
Het schuim der aarde
Weerspiegelen in de ziel
Schoonheid
In het wazige beeld
Vlucht het wezen
Oog in oog
Gelijktijdig met mij
Dat adem dampt
en bloed vergiet
De trillende vingers
Ontwaren de geest
Lelijke wezens
In weemoed en schuld
Dat het binnenste
Verwijdert en verstart
Ben jij het dan
O Venus en Adonis
Uw blinde pracht
In verwarring gebracht
Die duizend spiegels
in cirkels breekt
In wat was
Dat is
En zal zijn
Hoe het was?
De ziel en de dood
De ziel en de dood
Een verlangen en vermijden
de tijd - kruid mijn emoties
zo vlug en vluchtig in het hoofd
is dat tijdloos verblijden
Overdracht
In het kille zand
Ligt het mysterie
Rond en uitgepuild
Met schuim op de lippen
En de nagels uitgekrabd
Wijzend naar de zon
Die over gestrekte velden
Wemelend van gestalten
Trots van energie
verder kruipt
Met wijdse gebaren
Hangen de wolken loodzwaar
en al lachend
Scheppen ze halve manen
Van wazige beelden
Waartussen het licht
In ovalen kringen
Het volkomen mysterie
Met bloesems van heen en weer
Blakend verder schuift
Heel transparant
Verteert het been
Tot waterig slijm
Krult de geest
Als wierook om me heen
Tot we oog in oog
mond aan mond
Elkaar omhelzen:
Onmerkbaar verdwijnen in het beeld
van een tedere kus.
Vuur
De vleugels gespreid
Fladder je gelukkig rond
- en waan of niet -
De heldere knetterende klanken
Dansen een portret
Van rood en violet
Dat ik wil houden
In het ovalen raam
Vergezicht
Ver weg in het achterland
Ruisen de getroonde rozen
Van de gevlochten krans
IJlings langs mijn tronk
Erebos met vuur en licht ontweken
Reeds de bloei der jaren
Wringen da handen
Tot helderrood sap
Getekende lijnen op het tapijt
Dat levenden en doden verspreidt
En nu nog, luister ik
Naar de spanning der aarde
Uit één gebaar ontsloten
Puur genot van leven
Dat gelukkig in Aether versterft
Afscheid
Langs boog en pees
Op huiden korst geweven
Ontsluit zich nauwkeurig
Wat vaag melodieus is geschreven
De spraak die zucht
Stiller en stiller
Wat elke streling me bood
De geest die blaast
Nader en nader
Het echte ware verdriet
Drie gezangen over het bestaan
Eerste zang (laagste zang)
Naar wie stoot
Mijn zwarte mantel
Een ellendig spreidsel
Over dit stille waken
Dreun ik kloven storm
Over rijzende vuren
met een eentonig lied?
Naar wie luistert
Mijn kruipende angst
Een losgeslagen droom
Over dit bevend snikken
Beweeg ik me nederig
Rond harmonieën
Tussen leven en dood?
Tweede zang (Middenzang)
Waarom speelt
Mijn zwevend deinen
Een wind van weemoed
Met kluwen kussens
Op een stenen lier
Als duizend vluchten
In een oude strijd?
Waarom spint
Mijn vaal omhulsel
Een brug van leven
Met halmen troost
In gebroken tonen
Op een zilveren fluit
Fladderend klem?
Derde zang (Hoogste zang)
Naar waar
Vloeit de satijnen huid
Van alle beven ontgrond
Waait mijn binnenste buiten
Langs een muur van bergen
Dat elk geluk doorboort?
Waarom wordt
Mijn laatste buiging
Dan toch zo hees
En helderder dan traan
Die geluidloos openspat
In een mooi hardgebarsten
Zangbord van kristal?
etienne
ETIENNE KERKHOF 18 februari 2022
Inleiding tentoonstelling NATUUR (LIJK) ANDERS in de Sint-Amanduskerk van Campo Santo St- Amandsberg
Goede avond , beste genodigden en kunstliefhebbers.
13 maart 202